Een vrij willekeurige lijst met definities die soms helderheid biedt en soms de verwarring alleen maar groter maakt. Is dat laatste het geval, sla dit stukje dan vooral over.

Code: Iets heel moois. Voor sommige mensen. Code is software, ofwel regels in een computerprogramma. Het zijn instructies, een beetje zoals bij een recept. De eerste instructie daarvan luidt bijvoorbeeld: men neme een rode paprika, kappertjes, zoete aardappel, een aubergine, een courgette, mozarella, pesto, geraspte kaas, tomatenpuree en lasagne. Peterselie is optioneel. De tweede instructie is dat de paprika in blokjes moet worden gesneden. Zo beschrijft een recept een aantal stapjes die uitgevoerd moeten worden om van losse ingrediënten tot bijvoorbeeld een groentelasagne te komen.
Als je programmeert, dan maak je iets. Je doet iets creatiefs.

CFO, CIO, CEO: De chiefs binnen het bedrijf.

ERP-systeem, ERP-pakket, ECC-systeem, WM-systeem, CRM-systeem, subsysteem, Oracle, Exact, SAP: Het doet er niet toe. Het is software. Meer hoef je niet te weten.

Maatwerk: Dit is ook software, alleen niet kant-en-klaar gekocht maar speciaal geschreven voor een bepaald bedrijf.
In een zin: Hee Gerard, heb jij die maatwerkcode nog die je voor Empire hebt geschreven? Die kunnen we ook nog prima aan Apollo doorverkopen.

Eindgebruiker: Degene die de software gebruikt. Een speciaal soort eindgebruiker is de key user. Dat is iemand die affiniteit heeft met IT, duidelijk kan vertellen wat er mis is en software-aanpassingen kan testen. Andere eindgebruikers melden hun sores aan deze persoon, die het dan weer doorgeeft aan IT.
In een zin: Meestal is er één key user per afdeling, maar bij dit bedrijf kan elke willekeurige medewerker ineens aan je buro staan.

Developer: Ook wel computerprogrammeur, software engineer of techneut.
In een zin: Zelfs voor een developer ziet hij er erg morsig uit.

Backoffice, frontoffice: Dit is gewoon net zoals bij de McDonald’s. Kijk wie er aan de balie staat en wie achter de bakplaat, en je ziet vanzelf de verschillen.
In een zin: Ik vind die Erik meer een backoffice-type.

Release, Patch, Note: Dit zijn kleinere en grotere aanpassingen op software die niet doet wat het moet doen.
In een zin: Nou wil ik die SAP Note inspelen, zegt-ie bij de instructie dat ik eerst eenennegentig ándere SAP Notes moet inspelen!

Interface: Een koppelstuk waardoor twee (sub)systemen met elkaar kunnen praten. Zo kan een klant bijvoorbeeld automatisch bestellingen doorgeven aan het software-systeem van zijn leverancier.
In een zin: Sta ik verdorie weer die interface aan te zwengelen, Mark zou vandaag toch monitoren of-ie het deed?

Job, taak: Een bepaald programma kan ingepland worden om bijvoorbeeld ’s nachts te draaien.
In een zin: Die job van Tim is nu alweer in een timeout geëindigd, moeten we zijn autorisaties niet eens inperken?

Programmeren, debuggen, datamodel, tabel, records, uit memory lezen, data-extractie: Beschouw dit als ruis en lees snel verder.

Process flow: Een diagram dat de stappen van een bepaald proces toont. Soms moeten extra zijpaadjes worden bewandeld. Neem bijvoorbeeld de invoer van een nieuwe verkooporder. Als de klant daarbij zijn kredietlimiet overschrijdt moet eerst goedkeuring gevraagd worden aan de chef. In sommige bedrijven moet altijd eerst goedkeuring worden gevraagd. Voor alles.
In een zin: In deze projectplanning is alleen rekening gehouden met de happy flow, niet met de normale process flow.

Ticket: Op helpdesks wordt meestal een ticketsysteem gebruikt om vragen, problemen en verzoekjes van gebruikers mee te administreren. Elke melding krijgt een nummer en alle correspondentie die volgt wordt onder dat nummer bewaard. Tickets zijn change requests (ik zou wel willen dat…) of incidenten (help!).
In een zin: Kees pakt altijd de kleine tickets eruit en laat de ingewikkelde over voor ons.

Functionele specificatie: Een beschrijving van wat een bepaalde functie doet, leesbaar voor eenieder. Technische specificatie: Een slechts door enkelen te begrijpen werkstuk. Beide zijn nooit up to date.

Testen van software: Een softwaresysteem kent verschillende omgevingen. Voordat een programma-aanpassing mag worden doorgevoerd in de productie-omgeving, moet hij eerst langs de ontwikkel-, test- en acceptatie-omgeving. In elke omgeving wordt de code geverifieerd. Een zandbak is, het woord zegt het al, een speciale testomgeving waar je in mag spelen. In die omgeving hoef je niet voorzichtig te zijn, want er kan niks stukgaan.
In een zin: Gooi maar door, ik heb geen tijd om dit te testen. We zien in de productie-omgeving wel of er nog fouten in zitten.

Testverslag: Developers en key users documenteren hierin wat ze getest hebben en wat daarvan het resultaat was.
In een zin: Ik heb in deze toko nog nooit één testverslag gezien.

Uitrollen, implementeren: Een systeem in gebruik nemen.
In een zin: De legacy-software was al vervangen door een SAP-systeem, maar toch besloot de interim manager tot een nieuwe greenfield SAP-implementatie.

Uitfaseren: Dit is het tegenovergestelde van implementeren.
In een zin: Al die oude code staat er gewoon nog tussen, er is helemaal niks uitgefaseerd.

Cloud: Er is geen cloud. Het is gewoon andermans computer.

Duidelijk, toch?