Die vrijdagmiddag gaan ze met z’n allen naar het café. Ze komt naast Misha te zitten, de chef van Rudolf. Die is dan al een beetje aangeschoten. Misha denkt zichtbaar na als hij haar ziet en buigt zich dan welwillend naar haar toe.
Ik weet nog goed, de eerste vrouw die ik aannam. Een pittige tante, serieus, hardwerkend. De tweede die ik aannam was héél anders, zegt hij, nog steeds verbaasd. Veel vrolijker dan de eerste. Praatte met iedereen. Ook een goeie, hoor.
Ja, raar hè, denkt ze, dat de ene vrouw de andere niet is. Het lijken verdorie wel mensen.
Misha zit te dichtbij. Ze ruikt de alcohol. Ze gaat naar het toilet en kiest daarna een andere barkruk. De collega waar ze nu naast zit legt zijn hand op haar knie.
Tijd om naar huis te gaan, besluit ze. Ze is de eerste die vertrekt.
De maandag erop paradeert Rudolf trots rond met een piepjonge stagiaire.
Ik heb er één genomen die ook Jolanda heet, net als m’n vrouw, grapt hij. Dan kan ik me niet vergissen.
Ruth bijt zich vast in het project waar ze aan mag meewerken. De ochtend vliegt voorbij. Heel snel al is het half één, tijd voor het dagelijkse lunchrondje.
Ze kijkt om zich heen.
Waar is Kamiel? vraagt ze aan Rudolf.
Die is weg, zegt hij.
Is-ie al gaan wandelen? Dan ga ik zelf wel een rondje lopen, zegt ze quasi-onverschillig.
Ze beent het kantoor uit en loopt gehaast het gebruikelijke lunchrondje, maar ze ziet Kamiel niet.
Verhit loopt ze het kantoor weer in.
Hahaha, schatert Rudolf. Kamiel was gewoon even naar het toilet. Toen hij terugkwam, was jij er al vandoor.
Oh, zegt ze bedremmeld.
Kamiel komt nu ook binnenlopen.
Waar was je? vraagt hij. Ik wilde nog op je wachten, maar Rudolf zei dat je al weg was gegaan.
Shit! denkt ze. Waarom trapte ik daar zo makkelijk in? Waarom ging ik ervan uit dat Kamiel liever alleen loopt dan met mij? Zouden dit soort dingen me niet veel makkelijker af moeten gaan? Wat zit ik mezelf soms toch in de weg. Wat ben ik toch wantrouwend. Wat lijd ik af en toe toch onder mijn eigen gedrag.
Je ziet het aan mensen. Aan hun ogen. Of ze hun eerste tegenslag op hun zesde hadden, op hun zestiende of pas op hun zesentwintigste.










Geef een reactie