Ruth is zenuwachtig. Ver voor de wekker is ze al wakker. Ze staat op van haar matras. De kou van de vloer is erin getrokken vannacht. Brak stapt ze de woonkamer in. Een kale witte ruimte. Het ruikt er nog naar verf. Midden op de betonnen vloer heeft ze een gekregen kleed neergelegd; een schaamlapje. Ook de meubeltjes van haar studentenkamer vallen weg in deze grote kale ruimte. Ik groei er wel in, in dit appartement, spreekt ze zichzelf toe. En die stad went ook wel. De mensen zijn hier gewoon een beetje anders.
Gistermiddag is ze al een keer naar haar werkplek gefietst, want ze wilde niet dat er vandaag iets misging. Ze kent zichzelf, ze is nog in staat om te verdwalen op de hoek van haar eigen straat.
Gespannen vertrekt ze die ochtend naar het onderzoeksinstituut waar ze gaat werken. Ze is veel te vroeg en fietst nog een paar blokjes om voor ze uiteindelijk naar binnen gaat.

Rudolf, haar nieuwe chef, loopt haar al tegemoet.
Ah, Ruth, daar ben je. Kom maar mee!
Tijdens het sollicitatiegesprek zag ze het al: Rudolf is een beetje een gladde glipper. Linnen sjaaltje om z’n nek. Uit zijn mond stroomt een ononderbroken woordenvloed. Eromheen speelt constant een vage grijns. Omdat Rudolf maar een klein mannetje is, zakt ze een beetje door haar knieën als ze met hem praat. Ze wil niet te ver boven hem uitsteken.
Rudolf leidt haar door een doolhof van smalle gangetjes en zwaait dan een deur voor haar open.
Even voorstellen, zegt hij. Kamiel, Ruth, Ruth, Kamiel. Jullie worden kamergenoten.
Hai, zegt Kamiel.
Hai, zegt ze.
Hier is ze dan nu. Haar eerste baan, haar eerste collega.

Kamiel is een schappelijke kerel met een stevige handdruk. Hij straalt rust uit. Ze buigt zich onhandig voorover wanneer ze hem de hand drukt. Met haar elleboog veegt ze zijn koffiemok van tafel.
Ach, nu is meteen het tapijt gedoopt, lacht hij toegeeflijk. Dat zag er nog veels te nieuw uit.
Ze gaat zitten en probeert eerst maar eens haar computer aan te krijgen. Ze kruipt onder haar buro en rommelt wat met de snoertjes. Uiteindelijk floept haar beeldscherm aan en kruipt ze rood en verhit op haar stoel.
Kamiel bestudeert haar zorgvuldig, ziet ze vanuit haar ooghoeken. Ze probeert zichzelf door zijn ogen te zien. Zie is groot en hoekig en heeft zware wenkbrauwen. Ik moet niet teveel fronsen, bedenkt ze zich. Dan kom ik onvriendelijk en stuurs over. Ik moet veel glimlachen, dat hebben de mensen graag.
Kom je van ver? vraagt Kamiel.
Ik woon in Laputa, vertelt ze. Een wooncomplex aan de rand van Utrecht. Ik heb vorige week de sleutel gekregen.
Kamiel fluit tussen zijn tanden.
Dan betaal je een pittige huur, zegt hij. Daar ben ik ook begonnen, maar ik heb nu een koopwoning een paar straten verder. Met een spaarhypotheek, dat is fiscaal het voordeligste.
Hoe heb je die dan gekregen? vraagt ze. Jij zit toch ook flex?
Op mijn vorige vaste contract, legt hij uit. En het salaris van mijn vrouw hebben we ook half meegerekend. Want zometeen zullen er wel kindjes komen hè?
Hij lacht er bij voorbaat al trots om.
Zal ik je even rondleiden? vraagt hij. Dan laat ik je ook meteen zien waar de koffiecorner is.
Graag, veert ze op.
Kleine pasjes, vermaant ze zichzelf. Nu niet van die grote bonkige stappen nemen.

Het Instituut Voor Veiligheid is klein, er werken maar vijfentwintig mensen.
Wat haar meteen opvalt is dat er maar één vrouwelijke senior werkt. Ze is getrouwd met één van de mannelijke senioren. De enige andere vrouwelijke junior onderzoeker is er ook net. Jessica heet ze. Ze zit op een jaarcontract, net als zijzelf. Jessica is een knappe meid met lang golvend haar. Ze ziet er altijd uit om door een ringetje te halen. Preppy. Ruth heeft ook haar best gedaan om er keurig uit te zien. Ze hoopt maar dat ze een overtuigende nette mevrouw kan neerzetten. Ze heeft een simpel gestreept shirt en een beige werkpantalon aangetrokken. Haar korte haar heeft ze glad naar achteren gekamd. Ze heeft al veel geklust in haar eerste appartement. Gelukkig valt haar broek precies over al haar blauwe plekken heen, zodat niemand kan zien hoe gebutst ze er bij loopt.
De andere vrouwen werken allemaal op het secretariaat.

Ze kan het goed vinden met Kamiel. Hij wil graag met haar sparren over allerlei onderwerpen.
Ze doet welwillend mee. Kamiel is echt geïnteresseerd in veiligheid, hij heeft er veel over gelezen. Zij heeft gesolliciteerd op alles wat los en vast zat en is allang blij dat ze nu deze baan heeft. Hij sluit goed aan op haar studie beleidswetenschappen dus dan zal hij wel bij haar passen, denkt ze.
Ze heeft nog een gesprek met een projectleider waar ze voor gaat werken en dan is de dag alweer voorbij.
Ze fietst weer terug naar haar nieuwe flat.
Ik voel me nog niet echt thuis hier, peinst ze. Mijn nieuwe collega’s praten alleen maar over banale onderwerpen als hypotheken en kinderen krijgen en zo. Er is hier niemand met wie ik het kan hebben over Star Trek The Original Series. En ze zeggen sjips in plaats van tjips, en puzelen in plaats van puzzelen. Ze zijn heel aardig, het werk lijkt me ook wel leuk. Maar oh, wat moet ik hieraan wennen.
Moe sluit ze die avond haar ogen.