Afwijzing doet pijn. Soms zelfs lichamelijk.
Mijn laatste, smerige, ontslag hakte er bij mij flink in. Mijn woede kanaliseerde ik in een boek en dat hielp me enorm.

Om mijn werk te promoten zat ik op Telegram en LinkedIn met mijn schrijversnaam. Van beide werd ik afgegooid om onduidelijke redenen. Over Telegram haalde ik mijn schouders op, maar dat LinkedIn-account mis ik nog steeds.

Doorgaan maar. Verder werken aan mijn boek. Toen het af was, diende ik het bij verschillende literair agenten in.

De eerste eiste dat ik mijn manuscript per post verstuurde. Ik had nog een nieuwe bedrijfsenvelop liggen en ik vroeg het postagentschap om voor de zekerheid de aangetekend-sticker over het bedrijfslogo heen te plakken. Prima hergebruik, toch?
Voor dit agentschap kennelijk niet acceptabel. Want een maand na verzending kreeg ik bericht van een receptioniste van het bedrijf wiens naam op de envelop stond. “Er ligt hier een manuscript van u!” De agent had mijn pakketje geweigerd, ondanks de aanduiding manuscript en ondanks de aangetekende verzending. Als dat bedrijf niet zo attent was geweest om me dit even te vertellen, zat ik nu nóg te wachten op een reactie…
Ik herpakte mezelf en stuurde het nogmaals op, dit keer in een nieuwe blanco envelop. Na een maand ontving ik een afwijzing. De agent sneerde dat ze naar een ander soort proza op zoek was “waarin meer ruimte is voor de verbeelding en waarin de stijl minstens zo belangrijk is als de vertelling.” Ik moest de frustratie hierover even van me afschrijven.

Van de tweede agent ontving ik na maanden een nietszeggende afwijzing, compleet met spelfout.

Intussen had ik nog een agent ontdekt die Nederlandstalige manuscripten accepteerde. Deze reageerde tweemaal zo snel als de vorige en stuurde een warme, persoonlijke mail.

Laten we zeggen dat er in elk geval wel een stijgende lijn in zit in de afwijzingen…